Zingt ieder vogeltje wel zoals het gebekt is?

Een paar maanden geleden ben ik verhuisd naar een straatje, waar blijkbaar nogal veel vogels wonen. Zo veel zelfs, dat mijn partner door haar wekker met vogelgeluiden heen sliep, omdat het geluid volledig wegviel in de kakofonie buiten. Laten we dat een luxeprobleem noemen. Wat mij bij het wakker worden opvalt, is het verschil in zangkwaliteit tussen de verschillende vogels. Er klinkt er eentje als een achteruitrijdende vrachtwagen, maar een ander lijkt zich een symfonie van Beethoven eigen te hebben gemaakt. 

Zo’n fenomeen houdt mij bezig, maar ik ben dan ook geen vogelkenner. Als psycholoog durf ik wel te zeggen dat ik iets weet over de mens. Daar zien we eigenlijk dezelfde verschillen, zelfs op het vlak van zangkwaliteit (zie daarvoor de eerste seizoenen van Idols). Maar ook op andere gebieden verschillen mensen van elkaar, zowel in aanleg als ontwikkeling. Die termen kan ik het beste even duiden. Als ik 100 meter ga sprinten tegen Usain Bolt, verlies ik dat. Dat komt zowel door zijn aanleg, want hij is vele malen talentvoller, als ontwikkeling, want ik heb nooit hardgelopen en hij heeft zijn hele leven getraind. Als ik tegen een geoefende amateur sprint, verlies ik dat ook. Weliswaar niet per se op aanleg, want wellicht heb ik een vergelijkbaar talent voor hardlopen, maar toch zeker op de mate waarin dat talent is ontwikkeld. Pluk ik een willekeurige 31-jarige lange man met een semi-sportieve bouw van de straat, dan maak ik kans. Mogelijk hebben we een vergelijkbare aanleg en een vergelijkbare (niet-bestaande) ontwikkeling.

In mijn werk ben ik altijd bezig met aanleg en ontwikkeling. Het resultaat van die twee is namelijk dat wat iedereen kan zien: gedrag. Dat jij nu deze blog leest, is het gevolg van een zekere basis qua verbaal intelligentieniveau en de (al dan niet gestimuleerde) motivatie om te kunnen lezen. Vervolgens heeft zich in je kindertijd een bepaalde ontwikkeling voorgedaan die maakt dat je nu over de expertise beschikt om dit te kunnen lezen. Dit komt mooi samen in het ijsbergmodel van McClelland. Zijn uitgangspunt: het zichtbare deel van de mens, kennis en gedrag, is slechts het topje van de ijsberg. 

Het is eigenlijk de interessantste vraag over iemands gedrag: wát maakt nou dat iemand doet wat hij doet? Vaak is het een consistent verhaal: iemand met een bovengemiddeld cijfermatig inzicht en een nauwgezette werkhouding (zijn ‘eigenschappen’) wordt accountant. Prima. Maar ik word meer getriggerd door de persoon die niet zo’n basis meeneemt, maar zo graag accountant wil worden (‘motief’), dat hij er keihard voor gaat werken: extra opleidingen volgen, coaching zoeken op die werkhouding, onbetaalde stages om er maar tussen te komen… Want zó ontwikkel je karakter: niet opgeven wanneer iets je niet komt aanwaaien, maar proberen blokjes zacht ijs aan je niet volgroeide ijsberg vast te plakken, om maar boven water te komen. Waar iemands ijsberg uit bestond en hoe deze in de loop der jaren is gevormd, dát is interessant. In onze assessments kijken we dan ook zowel naar het ‘zichtbare’ als het ‘onzichtbare’ deel van de ijsberg. Beide zijn namelijk veelzeggend!

Wie weet heeft de als een achteruitrijdende vrachtwagen klinkende vogel wel keihard gewerkt om zover te komen, of zit hij nog midden in de transitie naar nachtegaal! Daarbij moet ik denken aan het motto op de jeugdafdeling van mijn favoriete club:

Fill out my online form